in

Doom review – Party like it’s 1993


Doom is niet zomaar een shooter, Doom is een begrip. Samen met Wolfenstein staat het namelijk aan de wieg van first person shooters. Nadat onder uitgever Bethesda twee jaar terug Wolfenstein succesvol een nieuw leven in blies, is het dan ook een logische keuze om datzelfde te proberen met Doom. Dat doet men met een game die niet voortborduurt op het meer horror-achtige Doom 3, maar fris begint en terug gaat naar de basis van schieten, schieten en nog eens schieten.

Doom slaat – net als het origineel – introducties over. De demonenuitbraak op Mars is in volle gang, dus de naamloze held, die voor het gemak maar Doom Marine wordt genoemd, kan meteen de spieren van zijn rechterwijsvinger veelvuldig gebruiken. Wat direct opvalt, is hoe ziedend snel Doom is. Dan hebben we het niet alleen over de puike framerate die het zelfs onder zware omstandigheden prima houdt, maar ook over de manier waarop de Doom Marine rondrent.

Raket aangedreven rolschaatsen
Alsof hij met raket aangedreven rolschaatsen op ijs staat, glijdt hij door de levels en de eerste Imps en zombies worden met lichtsnelheden tot pulp geschoten. Deze ongekende snelheid (op consoles tenminste) is even wennen, zeker aangezien de game je op geen enkele wijze helpt met richten. Toch weet id Software met deze snelle gameplay wel de sfeer neer te zetten van de originele games (ondanks dat de camera daar overigens meer wobbelt als een boot op de golven). Wie begon met gamen vóórdat de Halo’s en Call of Duty’s het shootergenre herdefinieerden, past zich dan ook met een grote grijns aan aan het hoge tempo.

Het komt dan ook als een teleurstelling dat de eerste pakweg vier uur helemaal niet zijn ingericht op dit tempo. De eerste uren van de game bestaan uit een tamelijk geestdodende herhalingsoefening van redelijk standaard demonen afknallen rondom zogenaamde Gore Nests, een soort bakens die je moet vernietigen waarna alleen maar meer demonen spawnen. Dat trucje heb je na twee keer wel gezien en de game is op dit punt variërend, noch uitdagend genoeg om echt te boeien. Ook de levels zijn het predicaat ‘saai’ waard. Denk Doom 3 met de lichten aan: anonieme, inwisselbare gangetjes van plaatstaal. Dat het verhaal ook nog eens volledig van de watercloset gevallen is, helpt in dit stadium ook niet echt. Doom Marine komt dit keer zelf uit de hel en de enige interactie heeft hij met een AI en een drie meter hoge androïde die aan het hoofd staat van een gretige multinational. Dat bedrijf onttrekt energie aan de hel en daarmee heeft het het doemscenario over Mars heeft afgeroepen – en wij dachten dat de Doom-film slecht geschreven was. Het klinkt als een slechte persiflage en is zo raar opgebouwd, dat je het idee hebt dat je na vier uur ieder moment een eindbaas kan tegenkomen en dat het dan pats-boem klaar is.

Een scherm vol rode vruchtensaus
Maar dan gaat de game ineens nog bijna zes uur verder en ontpopt Doom zich wel degelijk tot een hele leuke game. De hel-levels zijn een stuk origineler vormgegeven en op een gegeven moment is de hele cast aan bad guys wel compleet. Dan bevindt inmiddels ook wel het complete wapenarsenaal van de game zich in de broekzak van Doom Marine en komt de game echt los. Cacodemons, Revenants en Barons of Hell (ze zien er allemaal overigens precies zo uit als 23 jaar geleden, maar dan minder pixelig; petje af voor de designs) wisselen elkaar in hoog tempo af, maar met het dubbelloops jachtgeweer, de kettingzaag of de BFG-9000 heeft Doom Marine overal een antwoord op. Vergis je niet, die wapens draagt Doom Marine allemaal tegelijkertijd met zich mee. Dit is een shooter volgens de oude school. Broekzakken vol wapens, honderd health- en schildpunten en niets schuilen om te regeneraten, gewoon vechten voor je healthpunten.

Als alles dan op zijn plek valt, ontstaat een hele ritmische shooter, zoals Halo en Destiny dat ook zijn. Het lijkt op hersenloos schieten, maar rennen, springen, schieten en slaan (wat vaak resulteert in gruwelijk gore Glory Kills) wisselen elkaar haast sierlijk af. Kogels, bloed en ledematen componeren een symfonie van geweld. Wie Doom echt onder de knie heeft, spot zelfs in één oogopslag de paarse power-up (voor vier keer zoveel schade) of de rode (de Beserker, waarmee je tijdelijk iedereen met je blote knuisten tot rode vruchtensaus slaat) op een slagveld en pikt die precies op het juiste moment op. Wanneer er twee Barons of Hell op je afstormen bijvoorbeeld, of een hele kluit aan Revenants vervelend begint te doen. Het is chaos op het scherm, maar mede dankzij de snelheid van de game en de betrouwbare framerate is het georkestreerde chaos.

Toch blijft het tempo van Doom door de gehele game heen een beetje raar. Vijanden zijn echt in kamertjes verdeeld. Heb je iedereen in de kamer kapotgeschoten, dan ligt er wel weer een sloot aan kogels, health en armor op je te wachten zodat je volledig opgeladen aan de volgende kamer kan beginnen waar zich hetzelfde scenario voltrekt. Schiet, ren, sla, pak alle power-ups op, op naar de volgende kamer en herhaal. Doom is daardoor een game met erg extreme ups en downs; de gevechten zelf zijn intens, maar daarna slaat de game telkens weer plat als Engels bier. In de intermezzo’s zijn sporadisch nog wat nostalgische momenten te beleven, zoals dat je de blauwe sleutel ziet liggen, maar voordat je daarbij kan moet je eerst door een gele deur en tja, die gele sleutel zit dan wél goed verstopt. Helaas zijn die momenten op één hand te tellen. Desondanks weet de matige opbouw uiteindelijk niet te voorkomen dat we met een voldaan en nostalgisch gevoel achterblijven als de laatste eindbaas eenmaal bezwijkt aan een schot van onze BFG.

Multiplayer-moetje
Zo’n nostalgisch gevoel ontstaat helaas niet tijdens het spelen van de multiplayermodus. We hadden gehoopt dat dat moordende tempo van de singleplayer online van Doom een arenashooter maakt van het kaliber Unreal of Quake, maar helaas schurkt Doom online toch teveel aan tegen hedendaagse genregenoten. Het resultaat is een weinig opwindende shooter die zich met oer-standaard modi (denk Team Deathmatch, King of the Hill, Territories, etc.) en weinig boeiende customisatiemogelijkheden nauwelijks onderscheidt van de concurrentie. Wel leuk zijn enkele power-ups, waaronder wederom die ene die ervoor zorgt dat je vier keer zoveel schade doet. Nog leuker is om zelf tijdelijk in een hels monster te veranderen en als Revenant of Baron of Hell amok te maken. Toch blijft de multiplayermodus als een extraatje voelen.

Ook bij Snapmap ontstaan weinig warme gevoelens. Toegegeven, de editor waarmee spelers zelfs maps maken zit simpel en doeltreffend in elkaar, maar wordt geteisterd door laadtijden. Laadtijden om te wisselen tussen de singleplayer-, multiplayer of Snapmapmodus, maar ook bij het testen van je level, het laden van andermans level, en iedere andere handeling. Dit maakt het onaantrekkelijk om even te kijken wat er recentelijk gemaakt is door de community, laat staan om een proefritje in een paar levels te maken. We zien het nog wel gebeuren dat iemand heel Doom uit 1993 namaakt in Doom uit 2016, maar die persoon zal wel over veel tijd en een engelengeduld moeten beschikken. Ook wat dat betreft is Doom dus trouw aan het origineel: je kunt je vermaken met de multiplayer, maar je speelt het eigenlijk voor de singleplayercampagne.

Doom is nu beschikbaar voor pc, Xbox One en PlayStation 4. Voor deze review speelden we de PlayStation 4-versie.

Leuke post? Drop een hartje

Score: 0/5 volgens 0 gamers

Nog geen hartjes. First!

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Verlopen Xbox-gamertags vanaf woensdag weer beschikbaar

Update: Call of Duty: Black Ops nu te spelen op Xbox One