Waar we sinds vorige week vol nostalgie onze Crash Bandicoot-speelsessies herbeleven, is het deze week aan Micro Machines om die goede oude tijd op te roepen. Echter lijkt vooral de oude tijd heel goed, want deze nieuwe game probeert vooral te teren op oude successen in plaats van te innoveren.
Micro Machines heeft een lange geschiedenis: het begon halverwege de jaren 70 met de Micro-modelautootjes. Het bedrijfje achter die autootjes, Galoob, ging op in Hasbro en zo kon het uitgroeien tot een begrip en een geliefd merk bij zowel volwassenen als kinderen. Een gamefranchise kon dan ook niet uitblijven in de jaren 90. In 1991 maakte Micro Machines zijn debuut en vooral de multiplayermodus werd geroemd, naast de zeer originele gameplay en bijzondere arena’s die de game zo makkelijk te herkennen maken.

Micro Machines en haar kinderkamer-achtige circuits
Een paar decennia en zes games later zijn we beland in 2017, met na ruim tien jaar voor het eerst weer een nieuwe Micro Machines – als vanouds gemaakt door de racegamespecialisten Codemasters, al zou je dat niet direct herkennen door het zeer afwijkende speelperspectief.
In tegenstelling tot veel racegames is Micro Machines namelijk een spel waarin je je auto en het circuit niet in third person perspectief ziet, maar top-down. Dat is enerzijds overzichtelijk, maar door het drukke ontwerp van de levels krijgen je hersens veel prikkels te verduren. Micro Machines kenmerkt zich namelijk door kinderkamerachtige circuits waarin je bijvoorbeeld op een fornuis vol brandende pitten rijdt, of op een tafel waar iemand lekker aan het kleuren is geslagen.
Overal waar je rijdt is het een gezellige bende: dit zijn geen opgeruimde VT-wonen-omgevingen. Het is grappig, want de verhoudingen zijn ook nog eens heel anders. Je speelgoedautootje rijdt in een vrolijke wereld vol uit de kluiten gewassen objecten. In World Series heb je bijvoorbeeld een Nerf-level waarin een groot pistool ligt dat sporadisch Nerf-pijltjes op je afvuurt. De circuits zijn aanzienlijk dynamischer geworden in de laatste decennia. Zo is er ook een ijslevel waarin je soms geluk hebt en over een wak rijdt en soms seconden kwijt bent omdat je er toch net door zakte. De variëteit in circuits qua uiterlijk en qua opzet is tof, maar het hadden er wel wat meer mogen zijn dan slechts tien in deze nieuwe titel.

De voornoemde top-down manier van racen op die circuits is weer even heel wat anders en dat geldt niet alleen voor het oog. Het vergt heel wat aanpassingsvermogen, want de besturing voelt soms enorm tegenstrijdig. Soms betekent met het pookje omhoog dat je juist op je scherm naar beneden rijdt en soms parkeer je jezelf in een muur door die gespiegelde besturing van die momenten. Micro Machines is een snel spel, dus in de meeste gevallen ben je het haasje als dit gebeurt.
Drie power-ups
Niet dat je makkelijk wint als je helemaal geen fouten maakt: er zitten power-ups in het spel die je al rijdend pakt zoals je vaker in kartgames tegenkomt. Het zijn er drie in totaal. Eentje is een lompe hamer die je alleen kunt gebruiken voor mensen die dichtbij en voor je rijden. En zo kun je een Nerf-pistool krijgen om op afstand te schieten op racers voor je of een waterbom om juist achter je schade te berokkenen. Wanneer iemand je schild helemaal heeft weggeschoten of je om zeep helpt met een andere power-up, dan ben je dood en moet je vele seconden wachten tot je respawned. Pijnlijk, want je bent de winst kwijt.

Niet dat Micro Machines alleen maar over racen gaat: er zijn ook modi die alles met strijd te maken hebben. Er is een soort capture-the-flag-modus waarin het circuit is omgebouwd tot arena, waarin je in teams tegen elkaar vecht. Het is jammer dat je in de online multiplayer vooral met een groot aantal bots knokt, en niet zozeer met mensen. En de mensen die je tegenkomt, zitten vervolgens in acht van de tien races die je opstart weer bij je in de groep. Jammer, want de multiplayer heeft wel wat te bieden.
Favoriet bij ons is de Elimination-modus binnen die online multiplayer, want hierin komt het beste uit twee werelden samen: je moet zowel racen als strijden met andere auto’s. Blijf je achter of gebruikt iemand zijn power-up net iets te goed, dan ben je af en moet je wachten tot er nog maar één voertuig over is. Je doet een paar van die rondes en kijkt dan hoe goed je het ten opzichte van de rest hebt gedaan. Het is tof om nog maar met een paar mensen door te rijden in zo’n sessie, want de afvallers kunnen niets anders dan toekijken. En je kunt elkaar op gemene manieren pesten en terugpakken, door niet alleen power-ups in te zetten maar elkaar ook van de weg te duwen.

Strijd en snelheid
Strijd en snelheid is er wel in deze competitieve kartgame, maar het is jammer dat-ie zo moeilijk te besturen is. Nu is dat deels een kwestie van wennen, maar soms is het alsnog hannesen met het pookje. Bovendien zijn er ook niet heel veel modi, waardoor je veel met hetzelfde bezig bent. Behalve die online multiplayer is er ook een Skirmish-modus waarbij je tegen vrienden of AI kan racen. Echter is die AI er net iets te veel op gebrand om het vooral jou heel moeilijk te maken en word je vaak na een paar rondjes netjes vooraan rijden in het laatste rondje nog even van de weg geschoten. Een beetje flauw. Het leukste is dan ook om lekker online te spelen tegen echte mensen die echte fouten maken of die je op een grappige manier slinks te dwarsbomen.
Dat is namelijk waar uiteindelijk de echte charme van Micro Machines komt bovendrijven: dit is een game met heel veel enthousiasme en persoonlijkheid. Zo is er uit twaalf auto’s te kiezen, variërend van een monstertruck tot een botsautootje of een ambulance. Onze favoriet is de sneeuwschuiver, waarin een schreeuwerige Russin zit die op actiemomenten als een soort persoonlijke cheerleader uit de hoek komt. Het voordeel aan de schuiver is dat hij niet zo in de bochten weg glibbert zoals veel andere, iets snellere auto’s dat wel lijken te doen. Er is duidelijk verschil tussen al die speelgoedbolides, en in de multiplayer zie je dat iedereen zo zijn eigen favoriete auto heeft, afhankelijk van zijn of haar rol in een team. Er zijn zelfs shooter-achtige rollen! Zo functioneert de ambulance als de helende meester voor het team, terwijl de tank echt gemaakt is voor het stevigere schietwerk voor geduldige racers.
Het is duidelijk dat Micro Machines probeert te putten uit waar het altijd al om geroemd is: die snelle gameplay met grappige autootjes op originele circuits. En het zet hoog in op die multiplayermodus die al vanaf dag één populair is. Dat is op zich verstandig, maar het is jammer dat juist dat eigen smoelwerk van de serie verloren gaat in een wereld van bots en vervelend afgestelde AI. Had de game een soort singleplayercampaign gehad waarin je alle auto’s kon leren kennen, dan was dat een welkome afwisseling geweest. Daardoor zou je de game wat langer spelen, in plaats van een paar potjes om vervolgens de bots en dezelfde gezichten weer even zat te zijn.
Micro Machines World Series is nu uit op Mac, Linux, pc, Xbox One en PlayStation 4. Deze recensie is gebaseerd op de PlayStation 4-versie van de game.