Het heeft meer dan tien jaar geduurd, maar na vele pogingen ben ik eindelijk weer kapot van een The Elder Scrolls-game. Skyrim heeft mij bij de lurven gepakt en laat mij voorlopig niet meer los.

De zomer van 2006 staat mij nog goed bij. Ik had ongelooflijk veel kiespijn en kreeg een wortelkanaalbehandeling (al verloor ik een jaar later alsnog die kies), ik ben met mijn toenmalige vriendin een weekendje naar Center Parcs geweest en ik runde mijn eigen Engelstalige gameblog, waarmee ik verrassend veel bezoekers trok. De meeste herinneringen van die zomer draaien echter om mijn avonturen in Cyrodiil, een provincie van Tamriel, het continent waar de The Elder Scrolls-reeks zich afspeelt.
Een eigen huis…
Als een consolegamer die maar af en toe een uitstapje naar pc maakte, was The Elder Scrolls IV: Oblivion een openbaring. De gloednieuwe Xbox 360 die in de slaapkamer van mijn ouderlijk huis stond te brommen maakte het mogelijk om een virtuele ervaring neer te zetten waar je tot voor kort als consolegamer alleen maar van kon dromen. De voor die tijd gigantische open wereld zit propvol mogelijkheden. De fantasierijke setting, de uitgebreide lore die via gesprekken met inwoners en talloze boeken te absorberen is, en de prachtige steden die je aandoet: het draagt allemaal bij aan een van de eerste games waarin ik daadwerkelijk aan rollenspel deed.

Dat vereist, zeker voor mensen die niet zo bekend met The Elder Scrolls zijn, wellicht wat uitleg. The Elder Scrolls-games kun je namelijk in hele verre mate spelen zoals je dat zelf wilt. Je kunt gebruikmaken van allerlei handige workarounds om heel krachtig te worden, je puur focussen op het verhaal, fast travel gebruiken en de weidse natuur laten voor wat het is om maar zo snel mogelijk missie naar missie af te werken. Maar de The Elder Scrolls-games hebben een ander effect op mij. Ze laten mij voelen alsof ik écht in de spelwereld aanwezig ben, en daar ga ik mij dan ook naar gedragen.
Ik ga ’s nachts naar bed voor een goede nachtrust. Ik doe niet aan fast travel, maar reis overal te voet of te paard naartoe. Ik heb een beeld in mijn hoofd van hoe mijn personage zich gedraagt, wat zijn achtergrond is, en laat mij daardoor leiden wanneer ik gesprekken heb met virtuele personages of belangrijke keuzes moet maken. Ik koop een huis, richt dat netjes in, stel mijn mooiste spullen tentoon, ga weleens zitten op een stoel in mijn huis en kijk rustig rond, of lees een boek dat ik heb gevonden (of gestolen…). The Elder Scrolls geeft je alles wat je nodig hebt om hele toffe roleplay te ervaren.

Ik denk dat ik honderden uren aan Oblivion heb besteed in de zomer van 2006. Ik keek in 2011 dan ook reikhalzend uit naar het vervolg, The Elder Scrolls V: Skyrim. Ik speelde het spel toen een paar uur en… ik legde het naast mij neer, om het vervolgens nooit meer aan te raken. Dat kwam door een combinatie van factoren. Ten eerste spreekt de klassieke fantasiesetting van Oblivion mij meer aan dan de Noorse kilte die in Skyrim aanwezig is. Verder had het vast ook te maken met een gebrek aan tijd. Toen Oblivion uitkwam was ik nog een student met zomervakantie; rond de release van Skryim werkte ik fulltime. Door deze factoren en een onverklaarbaar gebrek aan wilskracht is de wereld van Skyrim altijd een geheim gebleven voor mij.
…een plek onder de zon
Tot nu dan. Met veel enthousiasme kan ik zeggen dat ik zes jaar na de release van het origineel eindelijk helemaal verslingerd ben aan Skyrim. Ik heb de game eind vorig jaar op de Switch gekocht met het doel er nu eindelijk eens goed voor te zitten. Dat deed ik wel met enige angst: mijn tijd is niet zo flexibel als in 2006 en daarbij is de game inmiddels al vrij oud. Ik heb in 2017 zoveel kwalitatief hoogstaande en netjes afgewerkte openwereldgames gespeeld. Zou Skyrim, een game die al een aantal jaar oud is en bovendien bezaaid is met vele bugs die typerend zijn voor Bethesda-rpg’s, niet hopeloos ouderwets aanvoelen?
Geen van dat alles blijkt een probleem, want de afgelopen weken ben ik niet meer weg te slaan uit Skyrim. Ik ga dorpen en steden af en leer personages kennen, ik jaag op dieren en pluis kerkers uit om spullen te vinden en die weer te verkopen, ik sluit mij aan bij verschillende groepen en maak de meest unieke missies mee. Ik heb ook weer een huis, waar ik mijzelf af en toe lekker terugtrek om een hapje te eten, met mijn vrouw praat of gewoon een goed boek lees. Zo nu en dan trek ik eropuit om een draak te doden. Ik doe wederom niet aan fast travel, gebruik geen rare omwegen of in-game bugs om sterker te worden en houd me aan de natuurlijke wetten van de spelwereld. Ik ben, kortom, weer volledig aan het roleplayen en ik geniet van elk moment.

Waarom het me nu wel lukt om mezelf compleet in Skyrim te verliezen? Dat is moeilijk te verklaren. Misschien had ik gewoon tien jaar nodig om me klaar te maken voor de volgende Bethesda-rpg waarin ik een tweede leven kan leiden, of misschien heeft het iets te maken met hoe snel je de Switch kunt opstarten en in een game verder kunt gaan waar je bent gebleven. Hoe dan ook ben ik voorlopig nog niet klaar om Skyrim te verlaten en ga ik me waarschijnlijk nog honderden uren onderdompelen in deze speciale wereld waarin alles kan, maar niets moet. Je kunt zeggen wat je wil, lachen om de vele bizarre bugs, maar geen spel weet je zo in zijn virtuele wereld te trekken en je vast te houden als een Bethesda-rpg.
