In een wereld waarin de groten heersen, klinken er in de verte piepstemmetjes. Zonder dat de regent het doorheeft, werkt een minuscuul, ijverig wezentje de bureaucratie door. Het schepseltje is zelfs zo klein, dat louter kinderogen het waar kunnen nemen. Toevallig betreedt een kind de kamer en merkt het ploeterende mensje op. Het kind is eerst verrast, maar treedt vervolgens in dialoog met het arbeidertje. De heerser schouwt het tafereel aan en wenkt een bediende. Het kind wordt met spoed naar de psychiater gebracht en de despoot continueert zijn waanbeeld over wie echt het land bestuurt.
.png)

Deze wondere wezentjes heten in The Legend of Zelda: The Minish Cap, toepasselijk, Minish of, minder voor de hand liggend, Picori. Ooit verrichtten de schepseltjes een mirakel: toen het kwaad de wereld dreigde over te nemen, gaven ze de mensheid een zwaard. Met het heilige slachtwerktuig kon een uitverkoren held het kwaad terugdringen en het uiteindelijk opsluiten. Vele jaren na dato in de stad Hyrule is deze legende gedegradeerd tot een Sinterklaasverhaal. Jaarlijks is er een groot feest om de Picori te bedanken en de vrijheid te vieren. Het feest van dit jaar zal eindigen in een ramp, waarbij het vergrendelde kwaad zich door het land verspreidt. De boosdoener is Vaati, een onbekende die op onverklaarbare wijze het schermtoernooi van de stad heeft gewonnen. Hij blijkt een duister wezen te zijn, waar Link iets tegen moet zien te doen.

Opvallende dingen aan The Minish Cap zijn de voice-acting en de uitstraling van de game. Met de term voice-acting bedoel ik geen ingesproken volzinnen, maar slechts schamele kreten die uitdrukken welk temperament het personage tegenover Link heeft. Daardoor voegt het wel wat toe; speciale -haken zijn niet meer nodig. Het grafische gedeelte van de game zit wel snor. Door de hogere schermresolutie en de brute rekenkracht van de GBA is het visueel verbeterd ten opzichte van de Oracle-games op de GBC. Echter door de beperkingen die ook de GBA heeft, hangt de tekenstijl nog steeds tussen realistisch en cartoonisch in. De handgetekende plaatjes die bijvoorbeeld in de credits tevoorschijn komen, laten duidelijk een tekenfilmachtige insteek zien.

De game is jammerlijk genoeg gericht op de jongere doelgroep. Waar Link normaal een onbepaalde leeftijd heeft die neigt naar adolescentie, is Link nu slechts een snotjoch van nog geen tien jaar oud. Dit uit zich helaas ook in de moeilijkheidsgraad van de puzzels en de gevechten. Na een reeks van pijnschreeuwen keek ik eens op de hartjesmeter en zag dat er slechts twee a drie hartjes afgesnoept waren. Als dit zou gebeuren in een van de eerste handheld Zelda’s zou Link allang bont en blauw op de grond liggen. Ook zijn de puzzels te simpel of geeft de game simpelweg zelf al het antwoord voordat de speler de situatie in zich op kan nemen. Zo wordt na het verkrijgen van een omkeerstaf meteen cadeau gedaan dat het wel erg handig is om die op een gat te gebruiken. Het gevolg hiervan is dat in het gat de zwaartekracht omkeert. Niets episch, maar jammer dat de vreugde van de oplossing zelf vinden wordt ontnomen.

De boosdoener die Link door het hele avontuur kwelt, heet Ezlo. Hij is een veredeld hoofddoek met een bemoeizuchtige kwebbel en een aantal magische eigenschappen. Hij kan Link tot minishformaat laten krimpen als Link op een krimpportaal gaat staan. Dat kan een omgekeerde vaas zijn, een boomstam of een steen. Link kan zo de wereld verkennen met een laag-bij-de-grondse visie op diezelfde wereld. Dit is erg vermakelijk, aangezien alledaagse objecten, zoals een schootpoesje of een regenplas, opeens ontembare monsters en bodemloze oceanen worden. Memorabel is de tocht in een zeker gebergte waarbij de kleine doerak tussen regendruppels als rotsblokken moet zien te manoeuvreren.

Zoals altijd in een spel uit de legendarische serie The Legend of Zelda, bestaat de hoofdqueeste ook in The Minish Cap uit het verslaan van epische eindbazen opgesloten in duistere dungeons en het vergaren van illustere items. Doordat het verhaal zijn naam eer aan doet, is het jammer dat er weinig echte levels zijn om je in uit te kunnen leven. Positief is wel dat het voorspel op haast elk kasteel een volwaardige dungeon op zich is, waarin meer dan eens ook een voorwerp verkregen moet worden. Daarom is het extra balen dat het kletsende kopvod niet wat vaker zijn muil houdt. Gelukkig is niet al wat Ezlo spreekt hinderlijk; hij maakt af en toe ook een te egocentrische opmerking die alleen maar grappig gevonden kan worden.

Wat The Minish Cap onderscheidt van andere spellen is de verhouding tussen bijzaken en hoofdzaak. Er zijn zogenaamde Kinstones. Deze stenen zijn echter kapot; door ze te fuseren kan dat probleem opgelost worden. Een succesvolle recombinatie van de twee helften leidt tot een positieve gebeurtenis, zoals een gebied dat zich opent, een schatkist die verschijnt of de incarnatie van een gouden monster. De personen met wie valt te fuseren zijn verspreid over het hele land. Ongelukkigerwijs zijn sommige lastig te bereiken lotgenoten niet instantaan bereid te koppelen; een andere keer komt hen beter uit. De perfectionist besteedt uiteindelijk langer aan het zoeken van die ene rottige persoon voor die vervloekte laatste fusie dan aan het uitspelen van het verhaal.

De tweede grote sidequest is het verzamelen van schelpen. Met die blauwe mysteriedingen kan op een bepaalde plaats voor beeldjes geloot worden. De sculpturen zijn interessant en met een leuke omschrijving, alleen het kansspel duurt tergend lang. Per poging ben je al snel een dikke minuut kwijt. Met ver over de honderd beeldjes te verzamelen, betekent dat ruim twee uur grinden in de gokhal. De beloning blijkt het min of meer waard te zijn, maar voor een nevenmissie is dit toch zenuwslopend langzaam.