De dief.
De zon was uren geleden ondergegaan, duisternis heerst over de straten van het kleine dorpje Bruma. Hier en daar liepen wat guards rond die nachtdienst hadden. In de donkere hoeken kon hij ze met gemak ontwijken. Hij wist dat een misstap hem fataal zou kunnen zijn, als een guard hem zou pakken zou hij voorlopig geen zonlicht meer zien. Hij zag het huis waarvan zijn baas hem de opdracht gaf er een geheimzinnige sleutel te stelen. Hij sloop er langzaam op af, er stond een guard voor het huis, hij ging maar achterom. De achterdeur zat op slot, gelukkig had hij het juiste gereedschap bij zich en was de deur na een korte tijd al open. Er brandde nog een licht vuurtje binnen, hij liep de trap af, richting de slaapkamer. Tot zijn schrik was de bewoner nog wakker en kwam de slaapkamer uit wandelen. Hij dook snel achter een kast, de spanning was bijna ondragelijk. De bewoner liep naar boven, dit was zijn kans! Hij liep snel de slaapkamer in, greep de sleutel, wilde de deur weer opendoen tot hij erachter kwam dat de bewoner van het huis aan de andere kant stond, de bewoner deed nietsvermoedend de deur op, niet wetende dat de dief aan de andere kant stond. Godzijdank ging de bewoner weer slapen en binnen de kortste tijd sloop de dief weer naar buiten en verdween in de duisternis, zijn baas zal tevreden zijn…
De gladiator.
Hij liep de trap op, deze was nat en glad van het bloed van de vorige gevechten. De deuren gingen open, de zon deed hem even verblinden. De grote arena zat vol met juichende toeschouwers die stuk voor stuk kwamen om bloed te zien, zijn bloed. Aan de andere kant van de arena zag hij zijn tegenstander, een orc. Die had een grote hamer en een pijl en boog, hij twijfelde even over zijn eigen zwaard en schild. Een stem klonk door de arena, begroette alle mensen en stelde de gladiatoren voor. Hij had de stem al eerder gehoord. Toen zakte de poorten en nog voordat hij het door had schoot er een pijl op hem af en doorboorde zijn schouder. Zonder na te denken trok hij de pijl eruit en kon met zijn schild nog net de volgende afweren. Nou begon hij te rennen, recht naar de orc, recht naar de overwinning. De orc zwaaide zijn hamer richting hem, hij maakte een 180 graden draai waardoor de hamer tegen zijn schild aan ketste. Nu hief hij zijn zwaard draaide nog een eens 180 graden en met 1 klap was het gevecht voorbij. Met de dode orc achter hem liep hij de arena uit. Er stond een bak water beneden waarmee hij zijn wond en zwaard schoon maakte. Hij deed zijn harnas weer aan en pakte zijn zwaard, klaar voor het volgende gevecht…
De ridder.
Het was weer een mooie dag in Chorrol, maar de ridder had een andere taak: hij moest het verdwenen dochtertje van de vrouw uit de winkel terugvinden mert als enige aanwijzing dat ze in het zuiden voor het laatst gezien was. Op zijn paard trok hij door de bossen en kwam aan in een dorpje, nou ja dorpje er stond een klein kerkje met drie huisjes eromheen. Hij liep een van de huizen binnen en stelde wat vragen aan de vrouw die binnen zat. De vrouw was erg vijandig en wist nergens vanaf zei ze, in de volgende twee huisjes kreeg hij precies dezelfde vijandigheid en wist niemand ergens vanaf. Hij besloot een kijkje te nemen in de kerk. Daar binnen vond hij een raar luik dat naar een soort ondergronds gangenstelsel leidde. Hij baalde nog even dat hij op een mooie dag als deze weer een grot ingestuurd werd, maar ging toch naar binnen. Hij zag meerdere luiken die duidelijk bij de drie andere huisjes uitkwamen. Vreemd… dacht de ridder als hij verder de grot in liep. Plotseling, zag hij het meisje, vastgebonden aan een tafel met een aantal vreemde mensen eromheen klaar om een duivels ritueel op haar uit te voeren. Er schoot een golf van woede door de ridder heen en zonder verder te twijfelen trok hij zijn zwaard en stormde eropaf. Het waren geen gevorderde vechters dus na een korte tijd had hij het meisje bevrijd en liep samen met haar naar boven. Hij liep met haar mee tot net even uit het vreemde dorpje, nu kon ze de weg zelf wel terugvinden. Het meisje vroeg of hij mee kwam maar hij keek terug naar het dorpje, zijn hand gleed langzaam naar zijn zwaard, hij zou wat later thuiskomen…
De moordenaar.
Er was een feestje vanavond, het zou een soort spel worden waarbij acht mensen werden opgesloten in een huis waarin een groot aantal goud verstopt lag. Wie het voor de zonsopgang gevonden had, mocht het meenemen. Een voor een arriveerde de gasten bij het huis, ook hij mocht komen. Hij ergerde zich al meteen aan het lange wachten bij de deur. Eenmaal binnen zag hij dat de gasten al met elkaar stonden te praten, hij zocht uit wat voor een soort mensen het waren want alleen hij was hier voor een andere opdracht, alleen hij wist dat hij de enige zou zijn die bij zonsopgang levend naar buiten kwam. De uren gingen voorbij, hij hield zich op de achtergrond. Een aantal gasten waren gaan slapen, een aantal stonden over koetje en kalfjes te praten. Een lange gil klonk vanaf de bovenverdieping, een van de kandidate lag boven in haar bed, dood. Enkele bewoners raakte in paniek, enkele probeerde alleen zichzelf te redden, enkele zochten hulp bij elkaar en maar 1 met een glimlach op zijn gezicht, alleen hij wist dat er nog meer bloed ging vloeien vannacht…
De held.
Toen hij aankwam stond de aangevallen stad al helemaal in brand. Een grote poort had zich voor de stad geopend, een zogenaamde oblivion gate. Samen met de overgebleven ridders wist hij een van de aanvallen af te weren, zijn uitzonderlijke gevechtstechnieken vielen al meteen op. Hij wist dat hij door de vlammen van de poort moest om van binnenuit het kwaad te vernietigen. Met een handjevol ridders stormde hij op de poort af, door de vlammen. Hij kwam uit in een duistere wereld vol lava en demonen. Verderop zag hij een hoge toren waar het kwaad vandaan kwam. Al slachtend ging hij richting de toren. Eenmaal aangekomen was hij de enige overlevende, hier moest hij alleen verder. De toren was hoog en gevaarlijk, hij vocht zich een weg naar boven en kwam uiteindelijk bij de kern aan, gedreven door slechts een klein, gloeiend steentje. Hij pakte de steen en er volgde een grote explosie, het licht was zo fel dat hij enkele seconden niks meer zag. Toen hij zijn ogen opendeed stond hij weer bij de brandende stad, de poort was gesloten. Vermoeid en gewond probeerde hij even uit te rusten tot hij tot zijn verschrikking hoorde dat er een poort was geopend bij elke stad in de wereld! De strijd was nog maar net begonnen…
De gevangene.
Daar stond hij dan, in zijn cel. Niet meer wetende waarvoor hij erin zat. Er klonken stemmen op de gang. Een aantal guards stonden voor de deur en keken hem met verbazing aan, deze cel hoorde leeg te zijn. De deur ging open en je werd achter tegen de muur gedrukt. Tot zijn grote verbazing kwam de keizer naar binnen met nog een guard erbij. De muur in je cel schoof open met daarachter een geheime gang waarin de keizer en zijn guards verdwenen. Ook hij stapte de geheime gang in. Hier begint jou avontuur…