Adventures lijken een uitgestorven genre. Een spellentype dat decennia geleden ontstond als zowat de voorlopig van alle huidige genres, simpelweg omdat je nu eenmaal niet zoveel anders kon doen met matige processors en voorlopers van DirectX. Het was hier dat de wereld van adventures zijn oorsprong vond. De verbeelding vloeide, mede omdat je nu eenmaal wel zelfs veel moest bedenken als je maar drie lijnen en een blokje te zien kreeg, met wat tekst onderaan.

Uiteindelijk werden uitbundiger. LucasArts maakte zijn intrede, met toppers als de Monkey Island-reeks en Grim Fandango. Tegenover deze stijgende kwaliteits en graphicslijn kon je echter een andere lijn zetten op de adventure-grafiek, die precies de tegenovergestelde verticale richting op ging: de verkopen. Gamers wilden meer dan klikken en lezen. Prachtige spellen als Fahrenheit en Runaway konden daar weinig aan veranderen; de uittocht van gamers was begonnen.
Maar gelukkig was daar een uitgever, een bastion van hoop, dat sommige gamers moed gaf. Het was Transposia, een Nederlandse uitgever die adventures voor gamers op jonge leeftijd verzamelde. Spellen als Freddy Fish, Payama Sam, en Putt-Putt waren simpel, kleurrijk, vrolijk, en zorgden ervoor dat kinderen al op jonge leeftijd te maken kregen met adventures. Het is dan ook dankzij een uitgever als Transposia dat er nog steeds een select clubje is van adventuraars, die al op jonge leeftijd al het goede van zo’n avontuur ingegoten kregen als pap.
Eén van de Transposia-games heet Miel Monteur. Een spelletje bedoeld voor jonge kids, waarin ze leren avontureren en schroot zoeken. Je speelt namelijk als Miel, een (je raad het al!) monteur. Samen met zijn hond, Laika, bouwt hij auto’s van schroot. Hij woont in een prachtig dorpje met vele wegen die naar allerlei gehuchten (zowat alles behalve Rome, wat de onwaarheid van dit spreekwoord bewijs) leiden.

De recente hype om ‘games zonder einde’ als De Sims en Animal Crossing brachten me dan ook terug bij Miel Monteur, een oeroom, zo niet oermoeder van dit soort spelletjes. Op willekeurige plaatsen langs de weg vindt Miel rommel. Milieubewust als hij is propt hij het in zijn Deux-Chevaux, verder doorrijdend naar zijn einddoel. Dat einddoel bepaal je zelf: ga je naar een verre buurvrouw om daar een klusje op te knappen om zo extra stukken zeldzaam schroot te vinden, of kies je ervoor naar een van de vele schroothopen te gaan, waar altijd een ander stuk rommel te vinden is. Neem het mee, prop het in je auto, en terug naar de garage.

Eenmaal daar aangekomen zie je waar EA haar inspiratie voor het autopimpen vond: Miel Monteur doet het pimpen ook, nog eens beter daarbovenop! Waar Need for Speed je leuk laat spelen met verf en motorblokken (pfuh, dat is pas kinderachtig!) gaat Miel enkele reuzenstappen verder, door je complete gedeeltes van de auto te laten vervangen. Is je motor te matig? Bouw een raketmotor in. Slappe banden? Neem lampenkappen. De stoerste uitbreiding is echter die van het tuinhuisje: haal het middelste gedeelte van je auto weg, en plaats als vervanging een prachtig groen-wit tuinhuis!
Alsof dat nog niet genoeg was loopt eerdergenoemde hond Laika ook nog wel eens weg. Dan is het aan jou om het vlooienbeest op te halen. Waar het zit? Dat weet je niet. Goed zoeken, want het levert je een gratis volle tank benzine op, en dat is, met bijvoorbeeld de raketmotor, zeker aan te bevelen! Andere replaywaarde is te vinden in het feit dat je bepaalde onderdelen pas later kunt vergaren. Zo zijn er steile bergen waar je een stevige tractormotor nodig voor hebt, en modderplassen waar je alleen met goede banden heelhuis doortrekt. Die onderdelen zijn dan weer alleen te verkrijgen als je bepaalde opdrachten uitvoert; het ophalen van dingen bij het postkantoor, of het wegslepen van omgewaaide bomen.

Dan door naar de graphics. Hoewel sommigen het wellicht wat simplistisch vinden is Miel wat mij betreft eerder juist erg stylistisch. Alles is met de handgetekend en krijgt daardoor een persoonlijker tintje. De personages zien er levendig uit, waardoor je echt met ze meeleeft. De enige teleurstelling zit hem in het autorijden zelf: je rijdt over een plattegrond waarbij de auto altijd weergegeven wordt als hetzelfde rode lelijke eendje. Maar goed, met een haast oneindig aantal mogelijke aanpassingen aan de auto’s was het waarschijnlijk ook erg moeilijk de physics te laten passen voor iedere mobiel. Een beetje het Gran-Turismo-schade-syndroom, dus.
Het geluid is dan wel weer dik in orde. Vaak wordt er geklaagd over Nederlandstalige games, maar, net als later ook Beyond Good & Evil, is de casting hier helemaal geslaagd. De personages praten met een Vlaamse tong, dat het allemaal net iets koddiger, gezelliger, en, wederom, levendiger maakt. Het geeft het geheel ook een landelijke sfeer mee die goed bij de gameplay en graphics past. Ook zit er verschil in de autogeluiden: een scootermotor klinkt zwakker dan de krachtige raketmotor. Speciale aandacht voor Laika; nog nooit heeft een in-game huisdier zo goed geklonken!