Ik was vroeger een kleine rode krullenbol die gek was op de natuur. Meer dan eens zocht ik braakballen van uilen en tikte ik opgezette vogels op de kop op verschillende rommelmarkten. Een natuurfreak, dat was ik! Maar naast deze passie had ik ook nog een andere fetisj, ik was namelijk verzot op games en alles wat ermee te maken had. Vette pech voor mij dat mijn ouders hier absoluut niets om gaven en mij meer dan eens gewoon lekker naar buiten stuurden; ‘Ga jij maar lekker uilenballen zoeken, ouwe ragebol’.

Ik was dan ook dat jochie dat verlekkerd door die dikke Sinterklaas Intertoys folder bladerde en mijn ogen liet glijden over alle games die ik nooit zou spelen. Dat rotjong dat altijd alleen maar bij anderen achter de computer wilde omdat hij dit nergens anders kon. Dat kind van Satan die op een gegeven moment alleen vriendjes selecteerde op Nintendo’s en niet op karakter. Zo gek was ik op alles wat ook maar enigszins met deze virtuele spelletjes te maken had. Wat dat betreft kon ik mij echt overal over verwonderen en was iedere game voor mij een unieke en zeer bijzondere ervaring. Hoe waardeloos de game qua design dan ook mocht wezen. Een ervaring die ik het liefst zo vaak en zo veel mogelijk opdeed, ook al vond iedereen mij dat irritante kind dat als hij op visite was keer op keer op de computer wilde. Het interesseerde mij niet, ik wilde het gamen gewoon blijven beleven.
Eindelijk was het dan zo ver! Mijn vader kwam thuis met een computer van zijn werk! Ik zie hem dat ding nog zo op het aanrecht pleuren; ‘Hier Casper, heb jij ook een computer’. Bij mijzelf dacht ik gelijk ‘Dat ding is vast kapot, en nu kan ik dus zeker lekker spelen alsof ie het doet’. Maar nee, ver boven mijn verwachting bleek dit ding het warempel toch te doen! Oké, het beeld was geel met zwart en er konden geen diskettes in (ja, wel van die dikke zwarte zwabber flappen genaamd floppy’s), maar dat mocht de pret niet drukken. Ik had een computer en daar stonden ook nog eens spelletjes op! Zo had ik een b-versie van Pacman, een memoriespel, en een soort muziek spel waarbij je met je toetsenbord dat fungeerde als keyboard muziek kon maken (leuk idee, maar van de muziek die je produceerde wilde je echt geen album hebben). Ook er zat ook nog een tekst-based spelletje tussen waarbij je via weergegeven teksten kon rondrijden als vrachtwagenchauffeur. Ja, daar moest je behoorlijk wat fantasie voor hebben!

Uiteindelijk stierf mijn enige computer een pijnlijke dood, en blies met zijn laatste adem een flinke brandlucht naar buiten (r.i.p. aan mijn moederbord). Ik had al niet veel, maar nu was er werkelijk helemaal niets meer over. Gelukkig had een oom van mij een alternatief : Een 386 pc met windows 3.11. Geloof mij dat er een wereld voor mij openging. Want de games die je kon vinden op MS-Dos waren stuk voor stuk toppers eerste klas. Duke Nukem, Commander Fucking Keen en Billy the Kid vulden vanaf dat moment mijn vrije middagen en bezochten mij in mijn dromen. De personages uit deze games zijn tot op de dag van vandaag nog steeds mijn grote helden. De eerste keer dat je met de Prins het zwaard vindt in het paleis in Perzië en dat je samen met een maatje racet in Wacky Wheels zijn voor mij gouden momenten die ik nog steeds koester als een malle.
Pas in groep 8 kregen wij thuis een dijk van een PC met daarop het besturings system Windows XP (wat een rijmelarij of niet dan). Nu was het de deur naar het universum van de cd-rom games die ik eindelijk van een sleutel kon voorzien. Ik scheet zo wat in mijn broek toen ik het specs papiertje met praktisch de titel ; ‘deze computer krijg je over een week’ van de dichtstbijzijnde computer fabrikant onder mijn neus geschoven kreeg. Die week dat het duurde voordat we dat ding op konden halen was (op mijn verplichte week kamperen met tante Annie na) de langste week ooit. Maar het wachten was de moeite meer dan waard, want games als Heroes of Might and Magic 3 en American Mcgee Alice waren zo geniaal dat ik ze nu nog steeds speel. Zelfs nu nog delf ik mijn kerker in en mep ik mijn slaven, maar rij ik ook nog steeds koeien en mensen aan gort in mijn vuurrode scheurijzer.

Het was met deze PC dat ik ook de duistere zijde van het gamen leerde kennen. Het meest duistere waar ik dan ook ooit mijn handen op gelegd heb is de verafschuwde, gehate en afstotelijke EMULATOR (tátátáááá!). Die mij weer toegang bood tot al die fijne games die ik vroeger had moeten missen. Ik praat niets goed, maar een andere weg was er gewoon niet voor mij. Ik had geen cent om mijn kont mee te krabben, maar kon op deze manier wel genieten van Pokemon, Zelda en Mario. Het was op dat moment ook een heuse trend om deze dingen te gebruiken, en ik zag er dan ook niet zoveel problemen in om deze tool te gebruiken. Met die inbelverbinding van ons kon je na een half uur piepend en krakend verbinding maken vaak toch niet meer dan 1 game per maand downloaden. Je kon in deze periode ook gewoon niet bellen als iemand op het internet zat, dus games groter als 6 MB downloaden was een no-go.
Het is trouwens wel te danken aan deze EMULATORS (tátá… tá.. …ehm) dat ik uiteindelijk de PC heb verlaten en een console-gamer ben geworden. Want in een blad met onuitputtelijke kracht las ik over een nieuwe gameconsole van Nintendo. Dat gitzwarte handtasje met mini-cdtjes zou van mij worden; dit werd dan ook mijn eerste gameconsole! Ik heb echt als een paard gewerkt in de tuin van een knieperige oude man die mij veel te weinig betaalde om te kunnen sparen voor dit stukje gaming hardware. Toen ik echter na een triljoen keer grasmaaien eindelijk de centen bij elkaar had, kon het feest losbarsten (en dat zonder Mario-party, want die wilde ik niet). Ik kocht een Gamecube-bundel met daarin twee controllers en Super Smash Brothers Melee. Ik had dus maar één spel, maar heb me hier werkelijk maanden mee vermaakt. Iedere keer weer startte ik dat spel op en koos onder begeleiding van die schreeuwende man de juiste game-modus + character. Wat een vette tijd en wat kon ik mij lang vermaken met één game.

Inmiddels ben ik in het bezit van een Gameboy Advance, een Gamecube, een N64, een PS2, een NES, een SNES, een gaming PC en een Xbox 360 (die inmiddels alweer oud is). Daarnaast heb ik spellekes in overvloed en ligt er een sloot aan onvoltooide games in mijn kast letterlijk weg te rotten. Nu ik dit zo typ, heb ik eigenlijk best weer heimwee naar die tijd dat ik niet zoveel had. Dat ik me kon verwonderen over iedere nieuwe MS-Dos game die ik in mijn bezit kreeg, om deze vervolgens tot op het bot uit te pluizen. Geen pixel bleef ongezien en geen geheim bleef onopgelost. Ik haalde alles uit een game wat er uit te halen viel, en er bestond voor mij geen game waar ik geen interesse in had. Alles was prachtig.
Dit volledig doorkammen doe ik nu niet meer, meestal gooi ik een game half uitgespeeld aan de kant en koop weer wat nieuws. Het is niet meer zo speciaal als het ooit was. Enkel games als The Walking Dead, The legend of Zelda en The Elder Scrolls speel ik echt op waarde uit. Maar die hele sloot aan race-, schiet- en actiegames die ik heb liggen raak ik waarschijnlijk met geen vinger meer aan.
De (alweer) afgelopen generatie heeft mij enorm veel toffe games en ervaringen geboden, maar ik zal games nooit meer zo meemaken als ik ooit als kind gedaan heb. En dat vind ik eigenlijk heel erg jammer. Vergelijk ik nu met vroeger dan is de uitspraak ‘minder is meer’ zeker van toepassing. Want geen van de games met een 360-logo op het doosje, heb ik zo lief als die paar oude diskettes waarop met vage balpenneninkt de titels van verschillende games nog steeds af te lezen zijn. Dit waren namelijk de games die ik speelde als die kleine uilenballen zoekende rooie ragebol.
Bedankt voor het lezen,
Benjaminben