Als we kijken naar het eerste kwartaal van 2011, dan staan daar heel wat interessante games ingepland. Veel daarvan zijn vervolgen van succesvolle games, maar gelukkig staan er ook een aantal nieuwkomers gepland. Games die het begin moeten vormen van een nieuwe succesvolle serie. De game Homefront staat daarbij in mijn agenda met dikgedrukte letters geschreven. De keren dat ik de game heb mogen aanschouwen, weet hij mij, onder meer door de verhaalvertelling, steeds weer weg te blazen. Het is dan ook niet gek dat THQ enorm veel van deze titel verwacht en dat deze game de eer kreeg om de THQ Gamersweek, die begin januari in New York is gehouden, af te sluiten.
Op dat evenement was het mogelijk om het allereerste level van de singleplayermodus te spelen, maar die hebben we al in december gespeeld en daarover hebben we op InsideGamer al het nodige verteld. Daarom heb ik me volledig op de multiplayermodus gestort, waarin we met 24 man tegelijkertijd elkaar het leven zuur konden maken.
Het is niet voor het eerst dat we vanuit InsideGamer iets over de multiplayer hebben geschreven. In oktober is Timo afgereisd naar Londen om daar kennis te maken met Ground Control. Dit is een soort Domination-modus, waarin je als team drie verschillende punten moet veroveren. Houd je die lang genoeg vast, dan win je de ronde en verplaatst de strijdlinie zich naar een ander gedeelte van de kaart. Daar krijg je weer met andere punten en plaatsen te maken waar je jezelf strategisch kunt opstellen. Als je ook hier de drie gebieden lang genoeg verovert, dan win je de ‘best out of three’-match. Verlies je deze ronde, dan verplaatst het slagveld zich weer terug voor de allesbeslissende ronde. Timo was destijds behoorlijk enthousiast en ik moet zijn mening daarin delen. De ontwikkelaar heeft met deze modus in hun vorige game Frontlines al ervaring opgedaan en het gegeven is in Homefront alleen maar beter uitgewerkt.
Daarbij is er een fantastische toevoeging in de vorm van de Battle Points. Voor elke actie die je in de game uithaalt, verdien je Battle Points. Deze zorgen er niet alleen voor dat je net als in Call of Duty in levels stijgt en zodoende nieuwe wapens en Perk-achtige bonussen verdient, het werkt in verschillende potjes ook als in-game geld. Zo kun je Battle Points gebruiken om bijvoorbeeld een klein helikoptertje aan te schaffen en dit in te zetten als Scout. Daarmee heb je vervolgens de mogelijkheid om de vijanden te ‘taggen’, waardoor ze tijdelijk op de radar van jouw medespelers zichtbaar zijn. Of je gebruikt de Battle Points om een klein voertuigje aan te schaffen die met zijn machinegeweer vijanden omlegt.
Ook is het mogelijk om in een modus als Ground Control grote voertuigen te kopen, zoals een tank. Uiteraard is dit een heerlijk voertuig om infanterie mee af te knallen, maar de tank heeft een behoorlijk hoge aanschafprijs en als je tijdens je tankrit niet een paar vijanden weet af te schieten, dan voelt het al snel als een mislukte investering. Met de balans tussen voertuigen, bonussen en simpelweg met je machinegeweer om je heen schieten zit het wel goed. En belangrijker nog: alles is leuk om te doen. Als sniper is het heerlijk om op een berg te liggen en jouw basis van een afstand te verdedigen tegenover mogelijke veroveraars, terwijl de ander weer gelukkig wordt om met zijn shotgun als een kip zonder kop op iedereen te schieten die hij tegenkomt.
Naast Ground Control hebben we ook voor het eerst een traditionele Team Deathmatch-variant kunnen spelen, waarbij er een nieuwe map werd getoond. Suburbs is een map die exclusief beschikbaar wordt gesteld voor Xbox 360-bezitters en speelt zich, zoals de naam doet vermoeden, in een Amerikaanse woonwijk af. De map is zeer gevarieerd, waarin open pleinen worden afgewisseld met kapotgeschoten huisjes, die ideaal zijn voor close combat-gevechten. Ook zit er genoeg reliëf in, waarbij de hoger gelegen plekken ideale schuilplekken zijn voor snipers of mensen die bezig zijn met op afstand bestuurbare helikoptertjes. Grote voertuigen doen in Team Deathmatch niet mee, waardoor je je vol in de hevige strijd kan mengen, waarbij de gameplay doet denken aan de snelheid van Call of Duty, met uiteraard de toevoeging van de eerder genoemde Battle Points. Een combinatie die mij enorm aansprak en er voor heeft gezorgd dat ik niet graag de controller uit mijn handen liet grijpen.
Maar eerlijk is eerlijk, met deze modi is de Homefront-multiplayer nog niet superorigineel. Daarom heeft ontwikkelaar Kaos Studios nog een andere modus aangekondigd: de Battle Commander-modus. Dit is eigenlijk een variatie op de eerdergenoemde Ground Control- en Team Deathmatch-modus en heeft als belangrijkste toevoeging een door de computer aangestuurde generaal. Deze generaal houdt de boel ‘van bovenaf’ in de gaten. Zo worden spelers die een bepaalde killstreak halen in ‘rang’ omhoog gegooid en verdienen dan bijvoorbeeld meer Battle Points per kill of rennen sneller. Tegelijkertijd krijg je in die rang een opdracht om nog een aantal vijanden om te brengen, om naar de volgende rang door te groeien en nog meer voordelen vrij te spelen, totdat je in de hoogste rang, rang vijf, een echte Rambo bent.
Er hangt alleen wel een groot ‘maar’ aan deze voordelen. Hoe beter jij presteert, hoe meer je opvalt bij de vijandelijke generaal. Deze zal er per gestegen rang steeds meer aan doen om jou om te brengen en je terug te zetten naar je basisrang. Dat doet hij door een aantal van zijn troepen op jou te laten concentreren. Deze spelers zullen op de radar een gemarkeerd gebied zien waar jij je bevindt en een hoge beloning krijgen als zij jou afmaken. Hoe hoger jij in rang wordt, hoe meer vijanden er op jou zullen jagen. Hierdoor ontstaat er een fascinerend kat-en-muisspel, waar je op een gegeven moment echt met het hart in de keel zit. Ik had de derde rang behaald en had maar liefst vier vijanden achter mij aan. Ik wilde uiteraard de vierde rang halen en daarom zat ik als een camper heerlijk in een huis om van daaruit mijn aanvallers te stoppen. Dit is een lange tijd goed gegaan, totdat iemand zo slim was om via een trap naar het dak te klimmen om vervolgens via het raam naar binnen te gaan en mij van achteren af te maken, waardoor ik die vierde rang op één kill na niet wist te halen. Enorm balen, maar tegelijkertijd een drijfveer om het nog een keer te proberen.
Toch zijn er nog een paar dingen die niet goed werken in de multiplayer. De spawnpoints werken bijvoorbeeld niet altijd even goed en de hitboxes, de plaatsen waar de kogels de vijand raken, werken nog niet helemaal goed. Soms heb je het gevoel dat je iemand door zijn kop schiet, maar blijk je mis te schieten, terwijl een voor jouw gevoel gemist schot een headshot oplevert. Dit zijn twee dingen die wat kleine irritaties opleveren – en zeker ook nog te verhelpen zijn – op een voor de rest uitstekende multiplayerervaring. De multiplayer van Homefront is meer dan een simpel verplicht nummertje, het is een goeddoordacht geheel waar je heel wat speeltijd in kwijt kunt!