Arkham: Origins speelt zich, zoals je allicht al had opgemaakt uit de naam, niet af na Arkham City. In plaats daarvan reizen we terug in de tijd om kennis te maken met een Batman die niet een alom bekende superheld is. Bruce Wayne is op dit moment twee jaar de Batman en hoewel zijn naam de rondte doet, wordt hij door het grootste deel van Gothams bevolking gezien als een mythe. Daar komt echter verandering in eens Black Mask gevangenis Blackgate in chaos stort.

Déjà vu
Een slechts marginaal veranderde wereld opnieuw verkennen zal voor velen niet direct een aantrekkelijk idee zijn, zelfs als die ditmaal vol zit met compleet nieuwe activiteiten en collectibles. Gelukkig besefte Warner Bros zich dit ook. Daarom beslaat alleen de bovenste helft van AO’s map het gebied dat we kennen uit Arkham City. De onderste helft is een compleet nieuwe speeltuin die je naar hartenlust kunt verkennen.
Deze twee gebieden zijn van elkaar gescheiden door een ellenlange brug, die je telkens moet oversteken als je van plek A naar plek B wilt komen. Is dat een verkapte manier om laadtijden van de beide helften te verbloemen? Ik kan het niet met zekerheid zeggen, maar een andere goede reden voor dit tergend trage tijdverdrijf kan ik persoonlijk niet bedenken.

B-list
Laten we beginnen met de cast aan superschurken, daar deze voor een groot deel de smoel van de game zijn. De grote namen die je tegenkomt gedurende het verhaal zijn Bane, Joker, Penguin, Killer Croc en Deathstroke. Deze worden aangevuld door minder grote namen als Electrocutioner, Copperhead en Firefly en optionele schurken als Deadshot, Riddler en Shiva. Op het eerste gezicht lijkt dit een prima line-up, bestaande uit zowel grote als kleine schurken die zowel casual als hardcore fans van DC kunnen bekoren. Maar dan kijk je opnieuw en frons je instinctief. Want hoewel karakters als Bane en Riddler zeker imposante schurken zijn, zijn het ook tegenstanders die je reeds in de eerdere games te lijf moest gaan. Het spel is hierdoor 40% terugkerende boeven en 50% obscure karakters. Enkel Deathstroke, de ervaren huurling met één oog, is een grotere naam die voor het eerst de revue passeert, waarmee de cast op zijn zachtst gezegd veilig kan worden genoemd. Maar als die hun rollen goed spelen, kan dit alsnog resulteren in een vermakelijke show. Helaas wringt ook hier de schoen.
Omdat Batman: Arkham Origins zich afspeelt voor de eerdere twee Arkham-games, heeft Warner Bros besloten om andere stemacteurs in te zetten voor diens belangrijkste karakters: Batman en Joker. En die beslissing kan ik niet anders dan debiel noemen. Roger Craig Smith mag dan wel een getalenteerd stemacteur zijn die karakters als Sonic the Hedgehog en Ezio van Assassin’s Creed tot leven bracht, maar zijn versie van The Caped Crusader klinkt doder dan Solomon Grundy. Natuurlijk is het zo dat Batman duister en grimmig moet klinken, maar in Arkham Origins klinkt hij eerder ongeïnteresseerd op sommige momenten, hetgeen mij niet wist te bekoren.
Hetzelfde kan niet worden gezegd van Troy Baker, de stemacteur van karakters als Sergeant Matt Baker en zowel Robin als Two-Face in Arkham City. Hij speelt in Arkham Origins de Joker, die hij prima weet neer te zetten. Maar prima is simpelweg niet voldoende wanneer je een vervanging moet zijn voor Mark Hamill, die nog altijd op eenzame hoogte staat als het neerkomt op het neerzetten van de groenharige gek. Tel daarbij op dat de bekendste schurk uit Batmans universum een nogal bizarre make-over heeft gekregen die het geheel niet ten goede komt en het is niet moeilijk om te zien waardoor Bakers Joker niet weet te imponeren. De schuld ligt echter lang niet volledig bij de acteurs. Aan het eind van de dag lezen zij immers toch enkel de lijnen op die voor ze geschreven zijn. En dat is makkelijk het grootste pijnpunt van dit spel.

Rough draft
De confrontatie met Killer Croc in de riolering van Arkham Asylum. De ontmoeting met Scarecrow in het mortuarium. Het gevecht met Mr. Freeze in het politiebureau en het opstootje met Solomon Grundy in de Iceberg Lounge. Dit zijn slechts enkele van de memorabele en bijzondere momenten van de eerste twee Arkham-games. Het is óók een voorbeeld meer dan dat Arkham Origins kan leveren. Wederom heb ik er begrip voor dat men heeft gekeken naar de wat menselijkere tegenstanders, maar confrontaties in Origins komen te vaak neer op XXL-versies van reguliere gevechten. Enkel het laatste akkefietje met Bane, het gevecht met Copperhead en de climax van Firefly’s sectie weten het niveau dat we van de serie gewend zijn te behalen, waardoor het voelt alsof de karakters niet ten volste benut worden.
Knuckle sandwich
De eerste is het schrappen van een handjevol karakters die alle aandacht opeisten in een druk gevecht en je combo hierdoor onderbraken. Hierbij denk ik om precies te zijn aan titan thugs en eenarmige russen met hamers.
Het tweede is de toevoeging van nieuwe karakters, zoals de martial artist die je combo’s kan ontwijken en die ook jou kan counteren als je blind vertrouwt op de visuele hints die je tijdens freeflow ontvangt.
De derde zijn de shock gloves, die je door een goede combo kunt activeren en die tijdelijk hits garanderen bij elk type tegenstander, waardoor je een uitweg hebt als er iets te veel bijzondere vijanden je omsingelen. Dit is een zeer welkome manier om ademruimte te creëren in hectische situaties.
En de laatste is een ongespecificeerd technisch iets, daar het geheel net wat vloeiender reageert dan Arkham City. Ik heb dit voor de zekerheid geverifieerd door tussen de games te wisselen en soortgelijke confrontaties in challenge maps te proberen, en tot mijn verbazing speelt Arkham Origins op dit ene punt net iets beter. Ik kan niet precies de vinger leggen op waar het verschil hem zit, maar als je probeert om combo’s met drie cijfers neer te zetten, is het er wel een die je kunt waarderen. Waarschijnlijk heeft de ontwikkelaar daarom ook besloten om hier meer de nadruk op te leggen dan in voorgaande games, hetgeen duidelijk te merken is aan de gigantische hoeveelheden XP die je kunt verdienen met goed vechten in freeflow.

Derp
Arkham Origins is op het technisch vlak – kort gezegd – lachwekkend slecht. Visuele glitches, vijanden die vast komen te zitten in muren, vloeren en elkaar en een framerate die vaker hapert dan de NS-dienstregeling wanneer er blaadjes op het spoor liggen zijn schering en inslag, zelfs op momenten daar er niet bijster veel op het scherm gebeurd. Zelfs cutscenes zijn niet veilig, hetgeen ook al op de PlayStation 3 niet meer acceptabel was. Mede hierdoor zie ik mijzelf voorlopig niet terugkeren naar deze open wereld om hem uit te kammen nu mijn vijftien uur durende avontuur aan zijn einde is gekomen, al had ik nog wel even tijd voor…

DLC
Een week na de gebeurtenissen van Arkham Origins organiseert Bruce een evenement in Wayne manor om een filantropische zakenman te eren voor zijn bijdragen aan het verbeteren van Gotham. En zoals je kon verwachten, loopt dat volledig de soep in. De festiviteiten worden namelijk ruw verstoord wanneer Mr. Freeze samen met Penguin-handlangers binnenvalt om de eregast te ontvoeren.
In pakweg vier uur verken je een handjevol locaties die gelinkt zijn aan Freeze en zijn slachtoffer, om zo het plot van deze DLC te ontrafelen. Daarbij krijg je toegang tot een nieuwe Batsuit dat voornamelijk verschilt op het visuele spectrum en zie je hoe Mr. Freeze is geworden wie hij is. Echte verrassingen blijven echter uit. Cold, Cold Heart speelt als een erg uitgebreide sidemission van Arkham Origins zelf en doet niets om daarop voort te bouwen. Zelfs de climactische boss fight waar de DLC mee eindigt, is slechts een variatie op dezelfde confrontatie in Arkham City. Of je daar € 9,99 voor neer wilt leggen is aan jou, maar ik kan niet zeggen dat je wat gemist hebt als je besluit om het niet te doen. Dat geldt overigens ook voor de multiplayer, waarvan de servers al drie jaar offline zijn en die dus niet is meegenomen in deze review.